Tijdschrift voor Geneeskunde 2001, 57, nr 5, 382-395

ERYTROMYCINE EN DE HUIDIGE NEOMACROLIDEN:
KLINISCH GEBRUIK EN PERSPECTIEVEN

F. Van Bambeke 1, J. Verhaegen 2, D. Tyteca 1, R. Auckenthaler 3 et P.M. Tulkens 1

1Unité de pharmacologie cellulaire et moléculaire, Université catholique de Louvain, Bruxelles;
2Dienst voor Microbiologie, Universitaire Ziekenhuizen K.U.Leuven, Leuven
3Service de microbiologie, Hôpital cantonal et Université de Genève, Genève.
 

De macroliden zijn lang beschouwd als keuzeantibiotica bij de behandeling van Gram-positieve infecties [alternatief voor ß-lactams] en infecties veroorzaakt door mycoplasmen of sommige intracellulaire bacteriën (o.a. Legionella pneumophila, Chlamydia spp.). De basismolecule, erytromycine, heeft echter belangrijke farmacotoxicologische nadelen die zijn therapeutisch gebruik beperken (maaginstabiliteit die de biologische beschikbaarheid vermindert en deze vooral zeer variabel maakt; korte halfwaardetijd; potentieel gevaarlijke medicamenteuze interacties; maagintolerantie). De neomacroliden (roxitromycine, claritromycine, diritromycine, azitromycine) worden sedert 1990 gebruikt en werden speciaal ontworpen als antwoord op deze bezwaren. Sommige macroliden, zoals azitromycine, vertonen een zeer belangrijke intracellulaire accumulatie en een zeer lange halfwaardetijd. Hun antibacteriële activiteit blijft echter fundamenteel gelijk aan deze van erytromycine (ook al kunnen aanzienlijke verschillen opgemerkt worden voor de in vitro activiteit tegen zeer specifieke pathogenen [bv. Helicobacter pylori]). Daarenboven bestaat er een volledige kruisresistentie tussen al deze derivaten en erytromycine. Miocamycine is, de enige in België gecommercialiseerde vertegenwoordiger van de macroliden met 16 atomen en biedt het marginale voordeel van een activiteit tegen bacteriën met een geïnduceerde resistentie volgens het methylatie- of het effluxmechanisme. Als gevolg van de alarmerende stijging van de resistentie van Streptococcus pneumoniae tegen macroliden staat het gebruik van erytromycine, neomacroliden en miocamycine als eerstelijnsbehandeling van respiratoire infecties ter discussie tenzij bij vermoeden van atypische pneumonie. De huidige macroliden blijven daarentegen eerstelijnsantibiotica bij de behandeling van bepaalde genitale infecties, ulcus veroorzaakt door Helicobacter pylori (claritromycine in combinatie met een ander antibioticum en een protonpompremmer) en intracellulaire infecties in het algemeen. De ketoliden, waarvan de eerste vertegenwoordiger (telitromycine; HMR 3647) zich in het stadium van de registratie bevindt, zou de eerste veelbelovende vooruitgang kunnen betekenen voor de behandeling van infecties met macrolideresistente bacteriën, met behoud van de farmacologische en toxicologische voordelen van de neomacroliden.