ERYTROMYCINE EN DE HUIDIGE NEOMACROLIDEN:
KLINISCH GEBRUIK EN PERSPECTIEVEN
F. Van Bambeke 1, J. Verhaegen 2, D. Tyteca 1, R. Auckenthaler 3 et P.M. Tulkens 1
1Unité de pharmacologie cellulaire et moléculaire, Université
catholique de Louvain, Bruxelles;
2Dienst voor Microbiologie, Universitaire Ziekenhuizen K.U.Leuven,
Leuven
3Service de microbiologie, Hôpital cantonal et Université
de Genève, Genève.
De macroliden zijn lang beschouwd als keuzeantibiotica bij de behandeling
van Gram-positieve infecties [alternatief voor ß-lactams] en infecties
veroorzaakt door mycoplasmen of sommige intracellulaire bacteriën
(o.a. Legionella pneumophila, Chlamydia spp.). De basismolecule, erytromycine,
heeft echter belangrijke farmacotoxicologische nadelen die zijn therapeutisch
gebruik beperken (maaginstabiliteit die de biologische beschikbaarheid
vermindert en deze vooral zeer variabel maakt; korte halfwaardetijd; potentieel
gevaarlijke medicamenteuze interacties; maagintolerantie). De neomacroliden
(roxitromycine, claritromycine, diritromycine, azitromycine) worden sedert
1990 gebruikt en werden speciaal ontworpen als antwoord op deze bezwaren.
Sommige macroliden, zoals azitromycine, vertonen een zeer belangrijke intracellulaire
accumulatie en een zeer lange halfwaardetijd. Hun antibacteriële activiteit
blijft echter fundamenteel gelijk aan deze van erytromycine (ook al kunnen
aanzienlijke verschillen opgemerkt worden voor de in vitro activiteit tegen
zeer specifieke pathogenen [bv. Helicobacter pylori]). Daarenboven bestaat
er een volledige kruisresistentie tussen al deze derivaten en erytromycine.
Miocamycine is, de enige in België gecommercialiseerde vertegenwoordiger
van de macroliden met 16 atomen en biedt het marginale voordeel van een
activiteit tegen bacteriën met een geïnduceerde resistentie volgens
het methylatie- of het effluxmechanisme. Als gevolg van de alarmerende
stijging van de resistentie van Streptococcus pneumoniae tegen macroliden
staat het gebruik van erytromycine, neomacroliden en miocamycine als eerstelijnsbehandeling
van respiratoire infecties ter discussie tenzij bij vermoeden van atypische
pneumonie. De huidige macroliden blijven daarentegen eerstelijnsantibiotica
bij de behandeling van bepaalde genitale infecties, ulcus veroorzaakt door
Helicobacter pylori (claritromycine in combinatie met een ander antibioticum
en een protonpompremmer) en intracellulaire infecties in het algemeen.
De ketoliden, waarvan de eerste vertegenwoordiger (telitromycine; HMR 3647)
zich in het stadium van de registratie bevindt, zou de eerste veelbelovende
vooruitgang kunnen betekenen voor de behandeling van infecties met macrolideresistente
bacteriën, met behoud van de farmacologische en toxicologische voordelen
van de neomacroliden.